• om·plant
  • vervoeging van omplanten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van
omplanten

omplánt

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van omplanten
  2. gebiedende wijs van omplanten
vervoeging van: omplanten…
verbogen vorm: omplante

omplánt

  1. voltooid deelwoord van omplanten
vervoeging van
omplanten

ómplant

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omplanten
    • ... dat ik omplant. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omplanten
    • ... dat jij omplant. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omplanten
    • ... dat hij omplant.