omkleed
- om·kleed
- vervoeging van omkleden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van |
---|
omkleden |
omklééd
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkleden
- Ik omkleed.
- gebiedende wijs van omkleden
- Omkleed!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkleden
- Omkleed je?
vervoeging van: | omkleden… |
verbogen vorm: | omkleede |
omklééd
- voltooid deelwoord van omkleden
vervoeging van |
---|
omkleden |
ómkleed
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omkleden
- ... dat ik ómkleed.
- Het woord omkleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.