• om bord

om bord

  1. aan bord
    «Passasjerene gikk om bord i båten.»
    De opvarenden gingen aan boord van de boot.


  • om bord

om bord

  1. aan bord
    «Det er venta at Kongeparet går om bord i Kongeskipet i kveld.»
    Verwacht wordt, dat het koninklijk paar vanavond aan boord van het Koninglijke schip gaat.