olycka
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord úlykka
- Afleiding van het Zweedse zelfstandige naamwoord lycka met het voorvoegsel o-
Naar frequentie | 1287 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | olycka | olyckan | olyckor | olyckorna |
genitief | olyckas | olyckans | olyckors | olyckornas |
olycka, g
- ongeluk (een onvoorziene gebeurtenis met negatieve gevolgen)
- «Det har hänt en olycka.»
- Er is een ongeluk gebeurd.
- «Det har hänt en olycka.»
- ongeluk (een onaangename toestand)
- En olycka kommer sällan ensam.
Een ongeluk komt zelden alleen.
- en dödlig olycka
een dodelijk ongeval
- en svår olycka
een ernstig ongeluk