• oha·en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ohaën
ohade
geohaad
zwak -d volledig

ohaën

  1. inergatief veelvuldig en weinig verstandig praten
    • En ze ohaden nog urenlang. 
15 % van de Nederlanders;
8 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be