• oe·fen uit
vervoeging van
uitoefenen

oefen uit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitoefenen
    • Ik oefen uit. 
  2. gebiedende wijs van uitoefenen
    • Oefen uit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitoefenen
    • Oefen je uit?