obscurecer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
obscurecer |
obscurecía |
obscurecido |
volledig |
obscurecer
- donker worden
- verduisteren, donker maken
- overschaduwen
- verwarren, onduidelijk/ingewikkeld maken
- vertroebelen
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
obscurecer |
obscurecía |
obscurecido |
volledig |
obscurecer