• nik·ke·len
  • Afgeleid van nikkel met het achtervoegsel -en
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen nikkelen

nikkelen

  1. van nikkel vervaardigd
    • Hij kocht een nikkelen dekseldoos met gegraveerd wapendecor. 
74 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be