• nieuws·gie·ri·ge

nieuwsgierige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van nieuwsgierig
     Het was een bijzondere ontmoeting tussen twee nieuwsgierige boswezens.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord nieuwsgierige nieuwsgierigen
verkleinwoord

de nieuwsgierigev / m

  1. iemand met (te) veel belangstelling voor iets (wat hem eigenlijk niks aangaat)
     Ook de boerderij waar het gezin had gewoond was een punt van aandacht. Er kwamen journalisten en andere nieuwsgierigen naartoe. "In overleg met de politie kwamen er camera's en beveiliging." Er moest worden voorkomen dat er mensen naar binnen gingen. "Het was een plaats delict."[2]
     De politie zei te weten wie de man is. "Het gaat om iemand in geestelijke nood", zei een woordvoerder tegen Omroep Gelderland. Nieuwsgierigen werden op afstand gehouden.[3]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron “Burgemeester een jaar na Ruinerwold: 'Gesprek met kinderen deed me goed'” (Zaterdag 10 oktober 2020), NOS
  3.   Weblink bron “Man klimt op 55 meter hoge schoorsteen, brandweer zet hoogwerker in” (Donderdag 23 april 2020), NOS