• ne·ren
  • neer met de uitgang -en

de nerenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord neer
36 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be