(klemtoonhomogram)

  • na·vet·ten

de [A] navéttenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord navet
      Lang vóór andere Europeanen, hebben de Portugeezen met hunne galjotten en navetten de wateren van het Verre Oosten bevaren en met de bewoners van de daar gelegen landen handelsbetrekkingen onderhouden.[1]

de [B]: návettenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord navette
     Navetten zijn de vruchtbaar makende stoffen die niet werden opgenomen door het laatst verbouwde gewas en die in de grond achterblijven zodat zij ten goede komen aan het volgende gewas.[2]
  1.   Weblink bron
    Hendrick Hamel (ed. Bernardus Hoetink)
    “Verhaal van het vergaan van het jacht De Sperwer en van het wedervaren der schipbreukelingen op het eiland Quelpaert en het vasteland van Korea (1653-1666) met eene beschrijving van dat rijk.” (1920), Martinus Nijhoff, Den Haag, xxxvi
  2.   Weblink bron
    Hendrik Leurs
    “Bouw- en Vastgoedlexicon” (2015), Primento,, ISBN 9782804456061, Pacht - prijzij