Nederlands

 
narcotine
Uitspraak
Woordafbreking
  • nar·co·ti·ne
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord narcotine
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de narcotinev

  1. uit opium verkregen slaapverwekkend verdovend middel dat minder krachtig is dan morfine

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen