• na·heft
vervoeging van
naheffen

naheft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naheffen
    • ... dat jij naheft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naheffen
    • ... dat hij naheft. 
     'Deze regeling was altijd al bekend en bestaat hier in elke bioscoop', verweert Kramer zich. De bioscoopbond, de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie, bevestigt dat. Die zit er ook mee in de maag dat de fiscus bij veel meer bioscopen opeens vijf jaar belasting naheft en dat tegen het hoogste tarief.[1]
36 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    Aertjan Grotenhuis
    “Sportorganisaties in de stress” (18 februari 2006) op nrc.nl  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be