nóna
Oudhoogduits
Woordherkomst en -opbouw
- Ontleend aan het Latijnse zelfstandige naamwoord nóna
Zelfstandig naamwoord
nóna, v
- (tijdrekening) het negende uur van de lichte dag, gerekend vanaf 6 uur in de ochtend
- (religie) het negende uur, gerekend vanaf de vroegmis om 3 uur in de nacht, om 's middags de nonen te bidden
Verbuiging
- v (ó), sterk
Afgeleide begrippen
Overerving en ontlening
- Middelhoogduits: nóne
- Duits: None, die neunte Stunde des Tages