A motorcyclist
Een motorrijder
  • mo·tor·cy·clist
Naar frequentie 64831
enkelvoud meervoud
motorcyclist motorcyclists

motorcyclist

  1. (verkeer) motorrijder (mannelijke vorm)
    «The male motorcyclist was flung off his machine and suffered fatal injuries.»
    De motorrijder werd weggeslingerd van zijn machine en leed fatale verwondingen.
  2. (verkeer) motorrijdster (vrouwelijke vorm)
    «A female motorcyclist from Washington was killed Friday evening in a collision in Riverside.»
    Een motorrijdster uit Washington werd gedood vrijdagavond bij een botsing in Riverside.