morgenstraaltje
- Geluid: morgenstraaltje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɔrɣənˌstralcə / (4 lettergrepen)
- mor·gen·straal·tje
- morgenstraal met het achtervoegsel -tje
het morgenstraaltje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord morgenstraal
- ▸ Vrolijk zie ik aan de kimmen
't Eerste morgenstraaltje glimmen[1]
- ▸ Vrolijk zie ik aan de kimmen
- Het woord 'morgenstraaltje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt“Poëzy : De weduw.” (1854), H.A.M. Roelants, Schiedam, p. 79