• mo·du·len

de modulenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord module
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord moduul


vervoeging van
modular

modulen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van modular
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van modular