metsel dicht
- met·sel dicht
vervoeging van |
---|
dichtmetselen |
metsel (...) dicht
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichtmetselen
- Ik metsel dicht.
- gebiedende wijs van dichtmetselen
- Metsel dicht!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van dichtmetselen
- Metsel je dicht?
- Het woord metsel dicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.