• met·ge·zel·lin
enkelvoud meervoud
naamwoord metgezellin metgezellinnen
verkleinwoord

de metgezellinv

  1. vrouwelijke partner
     Haar metgezellin liep met haar hoofd omlaag verder.[1]
     Ze bedreigden Sterenburg en zijn metgezellin met vuurwapens en schoten op de man toen hij zich verzette. Hij raakte zwaargewond en overleed in het ziekenhuis in Porlamar.[2]
  1. Main, Sarah
    “Huis van eb en vloed” (2015), A.W. Bruna Uitgevers  , ISBN 9789044974515
  2.   Weblink bron “Nederlandse toerist vermoord in Venezuela” (04-09-2013), Tubantia