menigeen
- me·nig·een
- In de betekenis van ‘onbepaald voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- samenstelling van menig en een [2]
menigeen
- meer dan één persoon [3]
- Menigeen ging ervan uit dat het niets meer zou worden.
- De ramp staat menigeen nog helder voor de geest.
- Het woord menigeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "menigeen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "menigeen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ menigeen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be