menageren
- me·na·ge·ren
- uit het Frans [1]
menageren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
menageren |
menageerde |
gemenageerd |
zwak -d | volledig |
- iemand sparen of ontzien, iemand zacht behandelen
- weinig geld uitgeven, heel spaarzaam zijn
- smaller maken van een stuk hout
- Het woord menageren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "menageren" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ menageren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be