• mee·pit
  • meepitten zonder de uitgang -en en zonder uitgang -t in de tweede en derde persoon omdat de stam al op -t eindigt
vervoeging van
meepitten

meepit

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepitten
    • ... dat ik meepit. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepitten
    • ... dat jij meepit. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meepitten
    • ... dat hij meepit. 
13 % van de Nederlanders;
18 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be