• ma·tou
  • Herkomst onzeker, mogelijk gebaseerd op een klanknabootsing, aangetroffen sinds de 14e eeuw. [1]

matou m

  1. (dierkunde) (niet-gecastreerde) kater
    «Aux non-initiés, précisons que dormir avec un matou n'est généralement pas une mince affaire. Le plus souvent, un chien se tient au bout du lit pour monter la garde, et ne s'aventure guère plus loin. Le félin commence lui aussi par s'installer confortablement aux pieds de son (ou de ses) maître(s).»[2]
    Voor de leek is slapen met een kater over het algemeen geen eenvoudige zaak. Een hond zal meestal aan het eind van het bed op wacht staan en zich niet verder vertonen. De katachtige begint ook zich gemakkelijk te maken aan de voeten van zijn baasje(s).
  1.   Weblink bron matou in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr
  2.   Weblink bron
    Jean-Michel Normand
    “Dormir avec son chat, ou le rude combat pour le contrôle de la couette” (13 december 2002) op lemonde.fr  


  • IPA: /matoʊ̯/
  • ma·tou

matou

  1. derde persoon meervoud aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord mást