• [A] Uit het Italiaans maschera (16e eeuw)
  • [B] Uit het Occitaans masca ‘'heks'
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  masque     le masque     masques     les masques  

[A] masque m

  1. masker, gezichtsvermomming van karton om het gezicht te verbergen
  2. (medisch) mondkapje
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  masque     la masque     masques     les masques  

[B] masque v

  1. (verouderd) (scheldwoord) lelijke vrouw, heks
  2. (verouderd) afkeurende benaming voor stoute meisjes
vervoeging van
masquer

masque

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van masquer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van masquer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van masquer
vervoeging van
mascar

masque

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mascar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mascar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van mascar