mariabiscuitjes
- Geluid: mariabiscuitjes (hulp, bestand)
- IPA: / maˈrijabɪsˌkwicəs / (6 lettergrepen)
- ma·ria·bis·cuit·jes
- mariabiscuitje met uitgang -s
de mariabiscuitjes mv
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord mariabiscuit
- ▸ Als er visite kwam presenteerde ze vochtige mariabiscuitjes in een Louis Quinze-schaaltje.[1]
- Het woord 'mariabiscuitjes' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Sylvia Witteman“Soep van vlijt en zuinigheid” (11 oktober 2003) op volkskrant.nl