marcheer door
- mar·cheer door
vervoeging van |
---|
doormarcheren |
marcheer (...) door
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doormarcheren
- Ik marcheer door.
- gebiedende wijs van doormarcheren
- Marcheer door!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doormarcheren
- Marcheer je door?
- Het woord marcheer door staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.