• man·tel·dier·tje

het manteldiertjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord manteldier
     En in ‘Verlovingstijd’ wordt van iemand gezegd dat hij ‘zo toondoof als een manteldiertje’ is.[1]
  1.   Weblink bron Een goudmijn voor woordenaars : De taal van Maarten 't Hart in: Onze Taal., jrg. 83 nr. 11 (november 2014), Genootschap Onze Taal, Den Haag, p. 308