manteldiertje
- Geluid: manteldiertje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmɑntəlˌdircə / (4 lettergrepen)
- man·tel·dier·tje
- manteldier met het achtervoegsel -tje
het manteldiertje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord manteldier
- ▸ En in ‘Verlovingstijd’ wordt van iemand gezegd dat hij ‘zo toondoof als een manteldiertje’ is.[1]
- Het woord manteldiertje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Een goudmijn voor woordenaars : De taal van Maarten 't Hart in: Onze Taal., jrg. 83 nr. 11 (november 2014), Genootschap Onze Taal, Den Haag, p. 308