mandagen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- man·da·gen
Woordherkomst en -opbouw
- mandag met uitgang -en
Zelfstandig naamwoord
de mandagen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord mandag
- De begeleiding van het betaald voetbal vergde vorig seizoen officieel ruim 20.000 mandagen werk. [1]
Gangbaarheid
- Het woord 'mandagen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Wittenberg, D."Voetbal kan met veel minder politie" (18 mei 1993) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-05-08
Deens
Uitspraak
Woordafbreking
- man·da·gen
Naar frequentie | 25589 |
---|
Zelfstandig naamwoord
mandagen
- nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van mandag
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- man·da·gen
Naar frequentie | 47912 |
---|
Zelfstandig naamwoord
mandagen
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van mandag