Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·da·gen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de mandagenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mandag
    • De begeleiding van het betaald voetbal vergde vorig seizoen officieel ruim 20.000 mandagen werk. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·da·gen
Naar frequentie 25589

Zelfstandig naamwoord

mandagen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van mandag


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • man·da·gen
Naar frequentie 47912

Zelfstandig naamwoord

mandagen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van mandag