• man·da·gen

de mandagenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mandag
    • De begeleiding van het betaald voetbal vergde vorig seizoen officieel ruim 20.000 mandagen werk. [1]


  • man·da·gen
Naar frequentie 25589

mandagen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van mandag


  • man·da·gen
Naar frequentie 47912

mandagen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van mandag