• man·ches

de manchesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord manche


vervoeging van
manchar

manches

  1. aanvoegende wijs tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van manchar
  2. gebiedende wijs (ontkennend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van manchar