Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak·ten vuil
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vuilmaken

maakten (...) vuil

  1. meervoud verleden tijd van vuilmaken
    • Wij maakten vuil. 
    • Jullie maakten vuil. 
    • Zij maakten vuil. 

Gangbaarheid