maakte wijs
- Geluid: maakte wijs (hulp, bestand)
- maak·te wijs
vervoeging van |
---|
wijsmaken |
maakte wijs
- enkelvoud verleden tijd van wijsmaken
- Ik maakte wijs.
- Jij maakte wijs.
- Hij, zij, het maakte wijs.
- Ik maakte wijs.
- Het woord maakte wijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.