Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak·te wijs
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wijsmaken

maakte wijs

  1. enkelvoud verleden tijd van wijsmaken
    • Ik maakte wijs. 
    • Jij maakte wijs. 
    • Hij, zij, het maakte wijs. 


Gangbaarheid