maakte vrij
- Geluid: maakte vrij (hulp, bestand)
- maak·te vrij
vervoeging van |
---|
vrijmaken |
maakte vrij
- enkelvoud verleden tijd van vrijmaken
- Ik maakte vrij.
- Jij maakte vrij.
- Hij, zij, het maakte vrij.
- Ik maakte vrij.
- Het woord maakte vrij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.