maakte vast
- Geluid: maakte vast (hulp, bestand)
- maak·te vast
vervoeging van |
---|
vastmaken |
maakte vast
- enkelvoud verleden tijd van vastmaken
- Ik maakte vast.
- Jij maakte vast.
- Hij, zij, het maakte vast.
- Ik maakte vast.
- Het woord maakte vast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.