• maag·de·ke
  • afleiding van maagd met het achtervoegsel -ke
enkelvoud meervoud
naamwoord maagdeke maagdekes
verkleinwoord

het maagdekeo

  1. jong meisje; jonge maagd
  2. bruidje
28 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be