• lu·va's
  • luva met de uitgang -s

de luva'smv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord luva
     De 48 hoogbejaarde bewoners van Bronbeek beloven alle bejaarde marva's, milva's en luva's van 65 en ouder een welkom met open armen.[1]
  1.   Weblink bron „Sekse maakt niet uit, militairen spreken dezelfde taal” Bronbeek wacht op vrouwelijke militair in: De Telegraaf  , jrg. 97 nr. 31668 (8 november 1989), Dagblad De Telegraaf, Amsterdam, p. 19 kol. 8