• luis·tert op
vervoeging van
opluisteren

luistert (...) op

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opluisteren
    • Jij luistert op. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opluisteren
    • Hij luistert op. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van opluisteren
    • Luistert op!