Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • long·scha·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord longschade longschaden
longschades
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de longschadev / m

  1. (medisch) een beschadiging van een of beide longen
    • De patiënt had last van longschade als gevolg van de afweerreactie van het eigen lichaam.