longschade
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: longschade (hulp, bestand)
Woordafbreking
- long·scha·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | longschade | longschaden longschades |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) een beschadiging van een of beide longen
- De patiënt had last van longschade als gevolg van de afweerreactie van het eigen lichaam.