Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lo·ca·voor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord locavoor locavoren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de locavoorm

  1. iemand die, uit principe, alleen maar producten eet die uit de eigen omgeving komen

Gangbaarheid