limite
limite
limite
- (spreektaal) op het randje, kielekiele
- «La blague qu'il a racontée, elle était limite.»
- De mop die hij vertelde was op het randje. [1]
- «La blague qu'il a racontée, elle était limite.»
vervoeging van |
---|
limiter |
limite
- eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van limiter
- eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van limiter
- tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van limiter
vervoeging van |
---|
limitar |
limite
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van limitar
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van limitar
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van limitar
- IPA: /lɪmɪtɛɔ/
- li·mi·te
limite