Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lig ge·reed
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
gereedliggen

lig (...) gereed

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gereedliggen
    • Ik lig gereed. 
  2. gebiedende wijs van gereedliggen
    • Lig gereed! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gereedliggen
    • Lig je gereed?