• les·groe·pen

de lesgroepenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lesgroep
    • Zoals vanzelf spreekt, richtten wij dadelijk lesgroepen op en gedurende de drie jaren van mijn verblijf te Clairvaux gaf ik mijn kameraden les in aardrijks-, wis- en natuurkunde en was ik hen behulpzaam bij het leren van talen. [1]