Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lees voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorlezen

lees voor

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorlezen
    • Ik lees voor. 
  2. gebiedende wijs van voorlezen
    • Lees voor! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voorlezen
    • Lees je voor? 


Gangbaarheid