Nederlands

 
1. Twee Duitse leerlooisters aan het werk.
Uitspraak
Woordafbreking
  • leer·looi·sters
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de leerlooistersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord leerlooister
     Hadden in de middeleeuwen de vrouwen niet alleen geleerde en zelfstandige, maar ook veelvuldig andere en meer ondergeschikte beroepen kunnen uitoefenen - er waren b.v. droogscheersters in Frankfort, (…) leerlooisters in Neurenberg - nu werden zij overal teruggedrongen.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    F. van Goudoever
    “De vrouw. Haar verleden, heden en toekomst.” (1889), A. van Klaveren, Amsterdam, 37/38 op Delpher