laurierwilgen
- Geluid: laurierwilgen (hulp, bestand)
- IPA: / lɑuˈrirwɪlɣə(n) / (4 lettergrepen)
- lau·rier·wil·gen
- laurierwilg met uitgang -en
de laurierwilgen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord laurierwilg
- ▸ Dennen en sparren zijn er overvloedig aangeplant door de Duitse 'Heren' Hartwig, Georg Ernst August en Bechtold Eugen von Bernstorff, die verder ook wilgen, berken, eiken, elzen en laurierwilgen op het eiland hebben ingevoerd en op hun kwekerij vertroeteld.[1]
- Het woord 'laurierwilgen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron W. SmitSchier park van en voor ons allemaal in: Nederlands Dagblad , jrg. 45 nr. 11241 (9 augustus 1989), Stichting Nederlands Dagblad, Amersfoort, p. 8 kol. 3