• kruim·pje
  • Afgeleid van kruim met het achtervoegsel -pje

het kruimpjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kruim
65 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be