• krit·te·ligs·ten

kritteligsten

  1. overtreffende trap van krittelig

kritteligsten

  1. onbepaald (zonder lidwoord) genitief mannelijk enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief mannelijk enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. onbepaald (zonder lidwoord) genitief vrouwelijk enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. onbepaald (zonder lidwoord) datief meervoud van krittelig

kritteligsten

  1. bepaald genitief mannelijk enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. bepaald datief mannelijk enkelvoud van krittelig
    «Er erhielt vom katholischen Erzbischof ein Autogramm.»
    Hij kreeg een handtekening van een katholieke aartsbisschop.

kritteligsten

  1. bepaald accusatief mannelijk enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. bepaald genitief vrouwelijk enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. bepaald datief vrouwelijk enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. bepaald genitief onzijdig enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. bepaald datief onzijdig enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. bepaald meervoud van krittelig

kritteligsten

  1. onbepaald genitief mannelijk enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. onbepaald datief mannelijk enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. onbepaald accusatief mannelijk enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. onbepaald genitief vrouwelijk enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. onbepaald datief vrouwelijk enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. onbepaald genitief onzijdig enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. onbepaald datief onzijdig enkelvoud van krittelig

kritteligsten

  1. onbepaald meervoud van krittelig