krijs
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- krijs
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krijs | krijsen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de krijs m
- een luide, schrille schreeuw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
krijsen |
krijs
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krijsen
- Ik krijs.
- gebiedende wijs van krijsen
- Krijs!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krijsen
- Krijs je?
Gangbaarheid
- Het woord krijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krijs" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be