kraakte af
- Geluid: kraakte af (hulp, bestand)
- kraak·te af
vervoeging van |
---|
afkraken |
kraakte af
- enkelvoud verleden tijd van afkraken
- Ik kraakte af.
- Jij kraakte af.
- Hij, zij, het kraakte af.
- Ik kraakte af.
- Het woord kraakte af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.