kouten
- kou·ten
- In de betekenis van ‘praten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kouten |
koutte |
gekout |
zwak -t | volledig |
kouten
- inergatief gezellig praten zonder al te veel diepgang
- (verouderd) praten
de kouten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kout
- Het woord kouten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kouten" herkend door:
43 % | van de Nederlanders; |
38 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "kouten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be