kolken
- kol·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kolken |
kolkte |
gekolkt |
zwak -t | volledig |
kolken
- ergatief met een draaiiende beweging stijgen of dalen
- Er was al een gat in de dijk gekolkt.
- inergatief overdrachtelijk emotioneel heftig in beweging zijn
- Ik kolkte innerlijk van woede maar wist me gelukkig te beheersen.
de kolken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kolk
- Het woord kolken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kolken" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be